een verhaal van een oudbewoner van de machinistenwoning

Half 2020 kregen wij een leuke mail van Eric Biesmeijer over zijn tijd in de machinistenwoning en het Ketelhuis. Zijn vader was de machinist en de familie woonde in de aangrenzende woning.

1952 – 1968

Machinistenwoning, de geur van stoom

Op de vroege zondagmorgen van 1 februari 1953, net enkele dagen 10 jaar oud, word ik me pas dan er echt van bewust dat we enkele maanden geleden verhuisd waren. Van de Piet Heinstraat 2 naar de machinistenwoning, Kanaalweg 2b. Het kanaal ziet er deze morgen heel anders uit, zo ken ik het nog niet. De storm giert. De golven zijn heel groot en gaan zeer snel. Een onheilspellend sfeer. In de loop van de dag komen de berichten los over de Watersnoodramp. De hoge golven in het kanaal moeten minuscuul geweest zijn in vergelijk met die van de zee.

Waarom is de familie Biesmeijer, met twee zonen, verhuisd? Mijn vader werkte al in het Ketelhuis, maar in 1952 gaat Meilink met pensioen en mijn vader volgt hem op. Het Ketelhuis is zodoende niet nieuw voor mij. Ik kom er regelmatig, vaak ook in het weekend wanneer mijn vader dienst heeft. Kolen in de stoomketels scheppen, het vuur moet immers blijven branden. Bovendien komen we er al elke zaterdagnamiddag voor de wekelijkse wasbeurt, want in het Ketelhuis is er een grote douche met een hele grote boiler en de Piet Heinstraat 2 – zonder douche –  is op een steenworp afstand van het Ketelhuis. Bij de pijp ga je via een trappetje naar binnen en dan meteen rechts is er de douche.

Het nieuwe huis is een feest. Groter met een zolder en een mooier uitzicht – de Sebastiaan brug was er nog lang niet- een kelder voor de levensmiddelen en voor de aardappels die een boer uit Strijen per mud komt aanvullen. En er is centrale verwarming, in die tijd meer dan chic. Daarbij, het Ketelhuis is voor mij een deel van de machinistenwoning. Bij tijd en wijle is dat ook het hele neo-gotische gebouw van de afdeling Elektrotechniek. Er zijn televisietoestellen van Philips voor research en onderwijs. We zien de kroning van koningin Elisabeth II life met personeelsleden, studenten en profs. De voetbalwedstrijden zijn spannender. Uniek om te zien voor die tijd zijn de wedstrijden van het WK-voetbal 1954 in Zwitserland. Duitsland wordt Weltmeister door Hongatije – met de legendarische Puscás – met 3-2 te verslaan, na eerst nog met 0-2 achter te hebben gestaan. Er is weinig enthousiasme over de Duitse winst.

Guus (Guustaaf) Biesmeijer (1911) volgt de ambachtsschool. Daarna wordt hij leerling-machinist bij de Bataafsche Petroleummaatschappij. Hij vaart regelmatig tussen Nederland en Indië, maar meer nog in het verre Oosten zelf: Sumatra, Singapore, Tokio, Yokohama of Vladiwostok. Hij vertelt er niet of nauwelijks over. Geen verhalen hoe het was, in die tijden in die verre landen. Een heel enkele keer merkt hij op dat de inlandse bemanningsleden schandelijk behandeld werden. Begin jaren-30 is het afgelopen met varen, de crisis betekent ontslag. Via een bemiddeling wordt hij machinist in het Ketelhuis. De ambtelijke status geeft, zeker na de oorlog, economische zekerheid wat hem erg geruststelt. Hij is republikein en soms anarchistisch en hij is sportief. Zijn sport is volleybal dat hij tot op hoge leeftijd speelt, daarna is hij een eigenzinnige scheidsrechter.

Er zijn in het Ketelhuis 4 stoomketels, voor elke ketel staat een verrijdbare kolenwagen, ongeveer een kubieke meter in omvang groot. Deze worden bevoorraad vanuit de kolenbunker achter het Ketelhuis. Oliemans, de kolenboer van Delft,  komt regelmatig langs met een nieuwe lading. In de laatste winter van de oorlog zorgt Broekman, de bedrijfsingenieur van de Elektrotechniek, dat er  – illegaal –  kolen gaan naar het ziekenhuis aan de Koornmarkt.  De hoofdfunctie van het Ketelhuis is het verwarmen van de gebouwen Elektrotechniek, Physica en Mijnbouwkunde. Daarnaast – voor onderwijsdoeleinden – het opwekken van elektriciteit.

Een viertal mensen runt het Ketelhuis. Kolen van de bunker in de kolenwagens, van de kolenwagens in de vuurgang. Wanneer de deur open gaat slaat de rood-gele hitte je in het gezicht. Het ketelhuis is cosy. Het is er altijd en overal lekker warm, het ruikt er naar kolen, maar vooral is er de geur van stoom. Zeker wanneer de stoomdruk wat te hoog is en er stoom wordt afgeblazen.

Het werk is niet altijd schoon. Mijn vader draagt een overall – hij schaamt zich daar niet voor – en hij heeft eelt op de handen. Je handen was je met zandzeep, dat schuurt het vuil er goed af. Wanneer mijn vader de kolen in het vuur gooide, vind ik hem heel stoer. In de winter zijn het lange dagen voor hem. Het werk begint om half zes. Wel is hij dan om twee uur klaar, maar ’s avonds moet hij nog stoom afblazen.

In de zomer is er het jaarlijkse onderhoud. Onderdelen van de ketels gaan uit elkaar of worden vervangen. Poetsen en verven is daar ook bij. En jaarlijks komen de ketelbinkers, echte Brabanders uit Breda die je maar moeilijk kunt verstaan. Ze bikken de metalen wanden van de ketels schoon van corrosie. Vuil en zwaar werk, ze zien er dan ook uit als mijnwerkers. Ze drinken veel melk en in de keuken van de machinistenwoning koffie. Voetbal, daar gaat het gesprek dan over, niet alleen over het WK van 1954, maar vooral ook of NAC beter is dan DHC, of natuurlijk andersom.

In de zomer is er, deels tijdens de reguliere werktijden, ook ander onderhoud in het Ketelhuis. Alle gezinsfietsen en ook van vrienden gaan helemaal uit elkaar en weer in elkaar, rijkelijk gesmeerd met olie en vet. Daarnaast maken we stoelen, een kopie van een Wim Rietveldstoel. Aan een grote werkbank buigen we betonijzer en er is iemand in het gebouw die de onderdelen aan elkaar last. Later maak ik voor mezelf houten Scandinavische meubelen. Het Ketelhuis een creatieve werkplaats avant la lettre.

De tijd schrijdt voort. De steenkool verdwijnt, olie komt er voor in de plaats. Niet langer meer de reuk van steenkool, maar de viezige penetrantie van stookolie. De Kanaalstraat naast het Ketelhuis verdwijnt en we zien de Sebastiaanbrug bouwen. Niet zo’n stevige brug blijkt later. Door de Kanaalstraat reed ooit koningin Elizabeth op staatsiebezoek naar het toen al wereldberoemde waterloopkundig lab. Wat een monument die vrouw, overleeft gewoon een betonnen brug.

In 1976 gaat Guus Biesmeijer met pensioen en moet zodoende de machinistenwoning verlaten. Er komt geen nieuwe machinist in. De woning en het Ketelhuis verkrotten langzaam maar zeker. Dankzij Vakwerk echter is het complex weer onder stoom gekomen.

Eric Biesmeijer

juni 2020

Rond 1970 voor de Elektrotechniek, van links naar rechts Guus Biesmeijer, Giel Langeveld, Johanna Biesmeijer-Langeveld en Clarence Biesmeijer, oudste zoon